Viennoiserie die smelt op uw tong
We hebben 'm allemaal wel: die zeer persoonlijke ervaring met Frans gebak. Het kan het plukken aan het inwendige van een croissant zijn bij de café crème, of het bijten in een millefeuille waarbij mond, gezicht en kledij vol brokken bladerdeeg met slagroom spatten.
Voor schrijver Marcel Proust was het de tantaliserende madeleine. Dat schelpje Moscovisch gebak hielp hem zijn verloren gewaande jeugdherinneringen op te diepen en zijn monumentale roman "A la recherche du temps perdu" te schrijven. Reden genoeg om hem tot schutspatroon van de banketbakkers te maken.
Hoewel Sint-Honorius die eer al lang voor Proust had opgeëist, is de invloed van laatstgenoemde op de gebakminnaars veel groter.
Is er een betere aanbeveling denkbaar dan de vervoering waarmee een schrijver optekent hoe de geneugten van zijn jeugd terug te voeren zijn naar het nuttigen van warme viennoiserie (croissants, brioche, kramiek,…) aan het ontbijt en een zondagse lunch met vruchtentaart?
Serieuze inspanning
Wie de gespannen gezichten voor een bankettoonbank ziet of de vrome aandacht in een tearoom, beseft dat taart eten een ernstige zaak is. Het kiezen is al moeilijk. Opteren we voor een op-de-tong-smeltende chocoladecreatie, een knapperig notentaartje of een luchtig, frivool vruchtengebakje?
De prettige praktijk van het banketbakken dateert uit de middeleeuwen, maar kwam pas in de renaissance echt in bloei. Het waren de koks van de familie De Medici, die de Fransen de smaak van amandelen, frangipane (van oorsprong een parfum), suiker en roomijs bijbrachten. De patisserie zoals we die vandaag kennen ontstond in de 19e eeuw.
Eindeloos aanbod
Tot de vele klassieke gebaksoorten uit die tijd behoren de "crème anglaise" (een lichte vanillesaus die aan het Engelse Hof werd opgeklopt om wat extra vocht aan bruiloftstaarten toe te voegen), de "financier", een amandelversnapering en de "saint-honoré", een gebak van soesjesdeeg onder karamel op een dun feuilleteebodempje. Dan zijn er de "bourdalou", met frangipannebeslag en vruchten, de "Paris-Brest", een ring van soesjesdeeg gevuld met pralinécrème en bedekt met amandelen en suiker, gemaakt ter gelegenheid van de eerste wielerwedstrijd met die naam in 1891, en de "opéra", een kostelijk gebak van chocolade, biscuit en koffie waarvan het auteurschap heftig wordt betwist.
De aartsvader van dat alles is Antonin Carême, de eerste uit een lange reeks Franse superkoks en de grootste patissier. Hij vond de meringue, de krokant (amandelkoekje) en de éclair uit en schreef dozijnen kookboeken. Veel Franse banketbakkerswinkels en tearooms ademen nog de sfeer van het verleden uit. Smaken zijn veranderd en "l'atelier" wordt minder zwaar, maar toch behoren die patisseriepaleizen tot een oudere tijd dan de onze, een tijd van krullen en guirlandes, pluche en smokwerk.
Vragen over de vele viennoiserie te Kortrijk die Chocolatier Vercruysse u aanbiedt? Neem dan gerust contact op.